‘Sorry hoor, maar jij weet écht niet waar je het over hebt! Je hebt je zeker zelf nog nooit gesneden?’ Verwijtend spuwt ze de woorden uit, terwijl ze mij strak aankijkt. Het klopt. En hoewel ik dat normaal gesproken als genade beschouw, lijkt het nu een nadeel. ‘Je hebt gelijk’, antwoord ik. Na een korte stilte, waarin ik het contact probeer te herstellen, vervolg ik voorzichtig: ‘Wil je me alsjeblieft uitleggen hoe het is om jou te zijn en om jouw leven te leven?’ Het lukt. Bijna onmerkbaar ontspant ze enigszins. Hakkelend begint ze te vertellen.

Een dergelijke vraag kon mij vroeger van mijn stuk brengen. Het gaf een ongemakkelijk en geïrriteerd gevoel. Natuurlijk had ik niet alles meegemaakt wat mijn cliënten doormaakten, maar ik had toch gestudeerd om hen te helpen? In de loop van de jaren ontdekte ik de vraag achter de vraag. De vertwijfelde, wanhopige mens die, hoe jong soms ook, zich afvraagt of er een weg uit deze ellende is. Of de ander écht bereid is om in die ellende af te dalen. En wie er eigenlijk tegenover hen zit.

"‘Wil je me alsjeblieft uitleggen hoe het is om jou te zijn en om jouw leven te leven?"

Een collega legde onlangs uit dat in de vakliteratuur wordt gesproken over de wounded healer. De therapeut die niet alleen therapeut, maar vooral mens is. Een mens die zijn eigen sores doorleefd heeft en met de littekens heeft leren leven. Die heeft ervaren dat je als mens afhankelijk bent van anderen, omdat je het anders niet redt. Het is juist die ervaring die je nederig maakt en die ervoor zorgt dat je echt contact kunt maken met de mens tegenover je. Ik leerde om me niet te verschuilen achter mijn kennis en methoden, maar om authentiek en nabij te durven zijn. De wounded healer is oprecht geïnteresseerd, heeft niet op alle vragen antwoord, niet voor elke klacht een protocol of voor elke pijn een pil. Dat vraagt een belangrijke vaardigheid: verdragen. En het vraagt moed.

Als ik ‘s avonds thuis aan een bord macaroni wil beginnen, wacht ik even. Ik bid. Voor mijn cliënt, die haar ellende doormaakt. Ik bid dat ze zich niet alleen weet en dat die wetenschap haar troost. En voor mezelf, dat mijn hart open blijft staan en gestut wordt door de ware Geneesheer.

Annelies van Pelt, kinder- en jeugdpsycholoog De Hoop ggz.
(Deze column verscheen op zaterdag 25 februari 2017 in het Nederlands Dagblad)