Tien jaar geleden is De Hoop ggz begonnen met het bieden van psychiatrische hulp voor volwassenen. Een jaar daarvoor was De Hoop gestart met kinderpsychiatrie. Vanaf de oprichting van De Hoop in 1975 lag de focus voornamelijk op het bieden van verslavingszorg. Maar na de eeuwwisseling groeide het verlangen om het zorgaanbod te verbreden. “Ons verlangen was om mensen die geen verslaving hadden, maar wel andere problematiek, ook te kunnen helpen. Daarnaast zien we vaak ook dat mensen met een verslaving ook te maken hebben met psychiatrische problematiek, een dubbele diagnose, zoals we dat noemen. Dat was aanleiding voor een kliniek voor psychiatrie en dubbele diagnose.” Aan het woord is Johan Wiersma, manager bij deze kliniek.

Een andere reden is dat je verslaving en psychiatrie zoveel mogelijk tegelijkertijd moet behandelen. “Je moet dat hand in hand doen”, zegt Wiersma. “Terwijl je bijvoorbeeld een cliënt medicatie geeft voor zijn schizofrenie, zorg je ook dat je samen werkt aan terugvalpreventie”, legt hij uit. “Wanneer je beide aspecten tegelijkertijd en in samenhang aanpakt, vergroot je de kans op herstel en succes het meest.”

"Ons verlangen was om mensen die geen verslaving hadden, maar wel andere problematiek, ook te kunnen helpen."

Terugbrengen van balans

“Het doel van een klinische opname in de kliniek is niet zo zeer volledig herstel, maar het terugbrengen van de balans.” Wiersma noemt een voorbeeld: “Laatst was er een cliënt, een vrouw van in de 60, en zij was behoorlijk verward. Ze was bang en onrustig. We kregen in eerste instantie maar moeilijk zichtbaar wat er met haar aan de hand was. Maar met de goede medicatie kwam ze tot rust en werd ze weer de mens die ze daarvoor was. Eerst zien we de zieke kant van de mens, maar als de psychiatrische aspecten weer naar beneden gaan, zie je de gezonde kant van die mens. Dat is wat er hier gebeurt op de kliniek, samen proberen we die ernstige piek te overleven.”

Wiersma vertelt dat elke behandeling binnen de GGZ zoveel mogelijk ambulant plaatsvindt, dus door middel van gesprekken op de polikliniek. “Tenzij een ambulante behandeling niet meer haalbaar is, bijvoorbeeld wanneer er door medische indicatie gekozen wordt voor een klinische fase in de behandeling.” Hij vergelijkt het met een huisarts en het ziekenhuis. “Pas als je meer nodig hebt, ga je naar het ziekenhuis. En zodra het kan word je ook weer ontslagen uit het ziekenhuis. Datzelfde concept zie je in de psychiatrie: in principe wordt iemand ambulant behandeld, maar soms is een klinische fase nodig om verder te kunnen.”

"In principe wordt iemand ambulant behandeld, maar soms is een klinische fase nodig om verder te kunnen."

‘Rolfunctioneren’

Naast de psychiatrische symptomen richt de kliniek zich ook op het herstel van het zogenoemde ‘rolfunctioneren’. “Vergelijk het met een weegschaal. Aan de ene kant zie je psychiatrische symptomen die zwaar wegen: iemand is ernstig depressief, heeft een doodswens, komt niet uit bed en wil niet eten. Aan de andere kant van de weegschaal heb je het rolfunctioneren: het kunnen vervullen van je rol als moeder, mens, werkende, noem het maar. Wij proberen die weegschaal weer terug in balans te brengen, zodat iemand na een klinische opname weer ambulant verder kan. Dat betekent dat iemand weer moet kunnen koken, of schoonmaken, de alledaagse dingen doen. We proberen iemand zo min mogelijk patiënt te laten zijn, en zoveel mogelijk het rolfunctioneren te laten terugkomen”, vertelt Wiersma.

"We proberen iemand zo min mogelijk patiënt te laten zijn, en zoveel mogelijk het rolfunctioneren te laten terugkomen."

Presente zorg

“Dat doen we door op een goede manier naast de cliënt te staan, door middel van presente zorg. Daarbij ben je continu aan het kijken wat het beste is voor de cliënt.” Ook dit verduidelijkt Wiersma met een voorbeeld. “Stel, een cliënt moet een ingewikkeld telefoongesprek voeren omdat hij problemen heeft met jeugdzorg. Als behandelaar kun je denken ‘laat ik het maar doen’. Maar het is ook belangrijk dat iemand de rol van afhankelijk zijn van jeugdzorg leert, dat is voor de lange termijn ook goed. Vervolgens zijn er nog meer dingen die je afweegt: moet je het gesprek van tevoren doorspreken met de cliënt? Moet je ernaast blijven zitten? Ingrijpen tijdens het gesprek? Dat vraagt veel nadenken. Wie moet je op dat moment voor iemand zijn om zo goed mogelijk hulp te verlenen? Wat heeft de cliënt op dit moment nodig om de kant van de weegschaal met het rolfunctioneren weer beter afgesteld te krijgen? Dat is waar we als team dag in dag uit mee bezig zijn. Voor elke cliënt weeg je af wat nodig is in zijn of haar actuele situatie, want iedereen is uniek.”

Op de kliniek praten collega’s ook veel met elkaar. Om van elkaar te leren en elkaar scherp te houden. “We werken met mentoren. Er is hier een cultuur van reflectie en bewustwording. En dat is heel fijn.”