De hele straat hing vol met rood-wit-blauwe vlaggen met vrolijke oranje wimpels. Ik keek omhoog en zag ze wapperen in de zon, tegen een strakblauwe hemel. Ik fietste erlangs, zag al die vlaggen voorbij glijden en nam het sterk in me op, terwijl mijn gevoel alle kanten op schoot. Ik kon alleen maar denken: welke ellende fiets ik nu tegemoet? Terwijl ik het beeld opzoog wist ik: dit is een
herinnering voor altijd.

Ik zou een dagdienst werken op Koningsdag, en had gepland om voor het werk nog de oranje tompoezen te halen bij de supermarkt. De dag ervoor was heel heftig geweest. Het ging erg slecht met mijn vrouw, ze was uitgeput, en verdoofd door wanhoop. Ze was zó ver weg dat ik haar niet kon bereiken. Mijn ouders waren onze kinderen op komen halen voor twee nachtjes. Ik kon dan gewoon mijn dienst draaien, en mijn vrouw zou een beetje bij kunnen komen. Dat was de gedachte.

“Terwijl ik mijn lunchpakket klaarmaakte ontdekte ik een briefje op tafel.”

Maar toen ik die Koningsdag wakker werd, lag ze niet naast me in bed. Misschien een rondje lopen? Terwijl ik mijn lunchpakket klaarmaakte ontdekte ik een briefje op tafel. Een vreemd briefje. Niet geheel duidelijk. Was het een afscheidsbrief? Ik besloot gewoon mijn programma voor de ochtend af te draaien en maakte een foto van het briefje met mijn mobiele telefoon. Brood smeren, tompoezen halen, naar mijn werk.

Aangekomen op mijn werk was het besef wel ingedaald dat dat briefje niet normaal was, en ik belde de politie. Halverwege het gesprek was er storing: ze konden mij niet meer horen, maar ik hoorde hen wel overleggen: “Deze moet naar de meldkamer”. Ik hing direct op en belde 112.

“Nog steeds is het knokken voor haar; twee stappen vooruit, een stap achteruit, maar ze is dapper en we zien uit naar herstel.”

En toen fietste ik dus langs al die vlaggen. Toen ik aankwam stonden twee agenten al voor mijn voordeur en begon een sneltrein van twee lange dagen, eindigend met een crisisopname voor mijn vrouw, die drie maanden zou duren. Nog steeds is het knokken voor haar; twee stappen vooruit, een stap achteruit, maar ze is dapper en we zien uit naar herstel. Er zijn lichtpuntjes.

Een psychische ziekte kan iedereen overkomen. Schaam je niet. Er is hulp. Er is Hoop!

Wouter Seinen, woonbegeleider Beschermd Wonen bij De Hoop ggz
Deze column verscheen in het ND op 27 april 2019